De Chinese karakters die staan voor kempo of kenpo worden uitgesproken als Chuan (vuist) Fa (weg of methode). De Japanners, die de Chinese karakters gebruiken, vertalen de karakters als Ken (zwaard of vuist) en Ho (methode). De karakters worden fonetisch als kenpo geschreven en als kempo uitgesproken. Het is niet verwonderlijk dat naast de officiele schrijfwijze kenpo ook de schrijfwijze kempo ingeburgerd is geraakt.
De weg van de vuist staat voor de vechtkunst, waarbij zowel handen als voeten worden gebruikt die zijn oorsprong heeft in China. Vaak worden de kloosters Shaolin en Wu Dan genoemd als de plaatsen waar de vechtkunst zijn grootste ontwikkeling heeft doorgemaakt. Eeuwen terug is de kennis over deze vechtkunst verspreid naar omliggende gebieden zoals het eiland Okinawa (Japan) en Indonesië. In deze landen werd de vechtkunst verder ontwikkeld en vermengd met inheemse vechtkunsten zoals het Pencak Silat in Indonesië, waar Chinese vechtkunst wordt aangeduid met de term Kuntao.
Introductie van Kempo in Nederland
Na de onafhankelijkheid van Indonesië in 1949 keerden veel Indonesische Nederlanders terug naar Nederland en brachten hun kennis van het Indonesische Kuntao (Kun Tau) mee naar Nederland. Een handjevol grootmeesters heeft het Indonesische kuntao in Nederland geïntroduceerd. Onder leiding van grootmeesters Faulhaber en Meijers raakte de kunst in Nederland bekend onder de naam Shaolin Kempo, verwijzend naar de verre oorsprong van deze vechtkunst. Het Shaolin Kempo is na de introductie in Nederland ten dele vermengd met andere Oosterse vechtkunsten zoals het karate en het judo. Veel scholen hanteren Japanse benamingen voor technieken.
Een andere route waarlangs het kempo in Nederland is geïntroduceerd loopt via Japan. Deze vorm van kempo wordt Okinawa Kempo genoemd. Kempo is in de jaren ‘50 van de vorige eeuw ook via Hawai in de Verenigde Staten geïntroduceerd en door Ed Parker ontwikkeld tot een geheel eigen vorm, genaamd Kenpo Karate.
kenmerken van Kempo
Kenmerkend voor alle kempo stijlen en stromingen, is dat de kempoka zowel zijn handen, armen als benen en voeten gebruikt om aanvallen te weren. Vaak volgt een tegenaanval direct op een verdediging, waarbij stoten, slagen, trappen, klemmen en worpen mogelijk zijn. Technieken worden vanuit het lichaam ingezet, en zijn niet beperkt tot een beweging met een arm of been. Het gevecht start vaak op de lange tot middellange afstand (been of armlengte), maar kan overgaan in een gevecht op korte afstand (vastpakken en klemmen) en met een worp of een veeg doorgaan en uiteindelijk eindigen op de grond.
De aanval wordt niet hard geweerd, maar ontweken door uit de baan van de aanval te draaien of te stappen. Vaak zijn elementen van dierstijlen in het kempo te herkennen zoals de draak, tijger, kraanvogel, slang en luipaard. Zowel lage als hoge standen behoren tot het repertoire van een kempoka.